Halfjaarrapportage Vreemdelingenketen verschenen - Nieuws

Halfjaarrapportage Vreemdelingenketen verschenen


25 november 2020
Onlangs verscheen de Rapportage Vreemdelingenketen januari-juni 2020. De corona-crisis heeft in het eerste halfjaar van 2020 duidelijke gevolgen gehad voor zowel het aantal asielaanvragen als het aantal asielzoekers dat vertrok. Beiden namen vanaf medio maart fors af. De aantallen wijken dan ook behoorlijk af van voorgaande jaren.


Asielaanvragen
Terwijl de discussie in Den Haag vaak gaat over het asielbeleid, wordt uit deze Rapportage Vreemdelingenketen maar weer eens duidelijk dat het aantal asielaanvragen veel lager is dan het aantal reguliere verblijfsaanvragen. Reguliere verblijfsaanvragen betreffen vooral verblijf bij partner of familie en verblijf vanwege werk of studie. In het eerste halfjaar van 2020 ging het om 29.390 reguliere verblijfsaanvragen (zie pagina 12) tegenover in totaal 7.870 asielaanvragen, waarvan 5.750 eerste en 650 opvolgende asielaanvragen en 1.320 aanvragen door nareizigers (zie pagina 22). Nareizigers zijn partners of minderjarige kinderen van asielzoekers die in Nederland asiel kregen.  
 
Het totale aantal asielaanvragen nam ten opzichte van het eerste halfjaar van 2019 met 48% af toen er 15.040 aanvragen werden gedaan. De meeste (eerste) asielaanvragen werden gedaan door Syriërs (25%) gevolgd door Algerijnen (6%) en Turken (5%).  De asielaanvragen van veel Syriërs en Turken worden ingewilligd, maar die van Algerijnen worden vaak afgewezen.
 
Europees bekeken werden in Duitsland in het eerste halfjaar van 2020 de meeste asielaanvragen gedaan: 41.865, dat is een kwart van alle asielaanvragen in de EU (zie pagina 30). Nederland staat op de achtste plek met 3%, na qua bevolkingsaantal kleinere landen als Griekenland, Zweden en België. 
 
Schrijnende gevallen
 Er werden nauwelijks vergunningen verstrekt aan schrijnende gevallen (zie pagina 19). Sinds 1 mei 2019 kan de staatssecretaris van Justitie & Veiligheid geen gebruik meer maken van de discretionaire bevoegdheid om in schrijnende gevallen een vergunning te verstrekken, maar heeft de directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het mandaat om dit gedurende de eerste asielprocedure te doen. Van dit mandaat werd in het eerste halfjaar van 2020 dus slechts in 'minder dan vijf' gevallen gebruik gemaakt. Naar verluidt is er sinds 1 mei 2019 zelfs slechts maar één keer vanwege deze reden een vergunning verstrekt. Voor mei 2019 werden er volgens bronnen bij de NOS gemiddeld jaarlijks 100 schrijnende zaken alsnog toegelaten. Het betreft dan zaken waarin geen 'fatsoenlijke' oplossing voorhanden is omdat de wet- en regelgeving in die gevallen hierin niet voorziet, maar waar wel een oplossing voor moet komen. 
 
Verblijf in de opvang
Van de 10.050 asielzoekers die de opvang van het COA verlieten in het eerste halfjaar van 2020 zijn er maar liefst 3.900 (oftewel 39%) met onbekende bestemming vertrokken (zie pagina 28). Een groot deel hiervan belandt in Nederland in de illegaliteit. De verblijfsduur in de opvang van het COA is in 89% van de gevallen minder dan 2 jaar. In 11% van de gevallen verbleef men langer dan 2 jaar in de opvang. Het aantal vergunninghouders ('statushouders') dat in afwachting van een woning nog in de opvang van het COA verblijft is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2019 met 540 personen toegenomen naar in totaal 5.640 personen (op 1 juli 2020); dat is eenvijfde van het totaal aantal mensen in de opvang van het COA. 
 
Terugkeer
Het vertrek nam in 2020 met 33% af ten opzichte van het eerste halfjaar van 2019 (zie pagina 40). Er vertrokken 8.630 vreemdelingen, waarvan maar liefst 4.890 (56,5%) met onbekende bestemming. Een groot deel hiervan komt, zoals eerder gezegd, in de illegaliteit in Nederland terecht. Ook in het eerste halfjaar van 2019 vertrok al 54,5% van de vreemdelingen met onbekende bestemming (toen in totaal 6.990 vreemdelingen). Onder het aantoonbare vertrek van 3.740 vreemdelingen in het eerste halfjaar van 2020 (waarvan 53,5% zelfstandig en 46,5% gedwongen) vallen daarbij ook de relatief eenvoudig te realiseren overdrachten in het kader van het Dublin-verdrag. Op grond van het Verdrag van Dublin is het eerste land in Europa waar een asielaanvraag wordt ingediend verantwoordelijk voor de afhandeling van een asielaanvraag. Asielzoekers die na indiening van een asielaanvraag doorreizen naar een ander land worden dan ook overgedragen aan het eerste land in Europa waar zij asiel aanvroegen. Vanwege deze reden zijn in het eerste halfjaar van 2020 vooral veel Marokkanen en Algerijnen overgedragen.
 
Bewaring
Bijna de helft minder vreemdelingen werd in vreemdelingenbewaring genomen (zie pagina 43). Vreemdelingenbewaring is een maatregel waarbij een vreemdeling in detentie wordt genomen ter fine van verwijdering. Zo lang er zicht is op uitzetting mag de vreemdelingenbewaring voortduren, met in principe een maximum van 18 maanden. Uitzetting lukt echter in de helft van alle gevallen niet. Ondanks dat dit formeel niet mag wordt bewaring soms ook gebruikt als drukmiddel om de asielzoeker te dwingen mee te werken aan het vertrek. In totaal ging het om 990 vreemdelingen die in vreemdelingenbewaring werden genomen terwijl het een jaar daarvoor nog om 1.840 vreemdelingen ging. Waar de trend de afgelopen jaren was om het middel vreemdelingenbewaring steeds vaker toe te passen (zie pagina 44) werd deze, als gevolg van de corona-crisis, in het eerste halfjaar van 2020 doorbroken.
 
Vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS)
Van de 490 vreemdelingen die vastzaten vanwege strafbare feiten vertrokken 300 aantoonbaar (zie pagina 47). Dat is 61%. Een jaar eerder vertrok nog 80% van deze vreemdelingen aantoonbaar. Een daling dus in het aantoonbare vertrek van deze doelgroep van 19%.  


Meer informatie:
Rapportage Vreemdelingenketen januari-juni 2020 (link naar Rijksoverheid)


 

Terug