RvS: Staat verantwoordelijk voor kwetsbare asielzoekers zonder opvang - Nieuws

RvS: Staat verantwoordelijk voor kwetsbare asielzoekers zonder opvang


02 februari 2018
De Raad van State heeft recent een uitspraak van de Rechtbank Haarlem bekrachtigd over opvang van een asielzoeker met ernstige psychische problematiek. De staatssecretaris wordt verantwoordelijk gehouden ervoor te waken dat door het op straat zetten van bijzonder kwetsbare personen geen mensonterende situaties worden gecreëerd.


De Rechtbank Haarlem oordeelde op 23 november 2017 dat de staatssecretaris bij een asielzoeker met psychische klachten niet zonder nader onderzoek had kunnen volstaan met een aanbod voor opvang in de Vrijheidsbeperkende Locatie in Ter Apel (VBL). Tegen deze uitspraak is de staatssecretaris in hoger beroep gegaan, dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nu als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Hiermee is de eerdere uitspraak van de Rechtbank Haarlem definitief geworden.

De Rechtbank Haarlem oordeelde dat de staatssecretaris een verantwoordelijkheid heeft om ervoor te waken dat er geen mensonterende situaties worden gecreëerd door het op straat zetten van bijzonder kwetsbare personen, zoals ook vreemdelingen met psychische klachten. Dit werd ook al aangegeven door de Raad van State in een uitspraak van 5 juli 2017 (zie hieronder de link naar het artikel over o.a. deze uitspraak).  Daarbij dient de staatssecretaris tevens te onderzoeken of opvang in de VBL adequaat is in de specifieke situatie. Letterlijk zegt de rechtbank:

Zoals de Afdeling verder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 26 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3415) heeft het EHRM in het arrest van 21 januari 2011 in zaak nr. 30696/09 (M.S.S. tegen België en Griekenland) herhaald dat uit artikel 3 EVRM geen algemene verplichting voortvloeit om een al dan niet rechtmatig in Nederland verblijvende meerderjarige vreemdeling van huisvesting of financiële ondersteuning te voorzien. Het EHRM heeft niettemin niet uitgesloten dat artikel 3 EVRM toch een verantwoordelijkheid voor een staat kan meebrengen, te weten indien een vreemdeling die geheel van de staat afhankelijk is en zich in een situatie bevindt die wegens een gebrek aan ondersteuning onverenigbaar is met de menselijke waardigheid, wordt geconfronteerd met officiële onverschilligheid; vergelijk de beslissing van het EHRM van 6 mei 2014 in zaak nr. 4714/06 (Ndikumana tegen Nederland) en het arrest van het EHRM van 7 juli 2015 in zaak nr. 60125/11 (V.M. e.a. tegen België).

Gelet op het voorgaande rust op verweerder, in het licht van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 3 en 8 EVRM, de verplichting te onderzoeken of de VBL, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, voor hem een adequate vorm van opvang is die hem voldoende ondersteuning biedt om zijn fysieke en psychische integriteit te waarborgen. Daarbij zal hij in het bijzonder rekening moeten houden met de medische informatie die over verzoeker beschikbaar is. Het standpunt van verweerder dat in de VBL medisch noodzakelijke zorg beschikbaar is, is niet zonder meer voldoende voor de conclusie dat het onderdak in de VBL daarmee voor verzoeker ook een adequate vorm van opvang is, gelet op de door verzoeker overgelegde verklaringen van de GGD en Veldzicht, waaruit volgt dat hij is aangewezen op een vorm van begeleid wonen in een beschermde woonomgeving met passende ondersteuning en structuur.

Uit het voorgaande volgt dat thans nog niet duidelijk is of de opvang die verweerder voorlopig aan verzoeker heeft aangeboden in de VBL voor hem adequaat is in het licht van de medische verklaringen van de GGD en Veldzicht, of dat plaatsing in Veldzicht is aangewezen. Verweerder heeft in dit geval dan ook ten onrechte zonder nader onderzoek volstaan met het aanbod van onderdak in de VBL. Verweerder zal nu eerst door de medisch deskundigen van Veldzicht moeten laten onderzoeken, op basis van de reeds beschikbare medische informatie over verzoeker, of het bieden van onderdak in de VBL voor hem geschikt is of dat plaatsing in Veldzicht is aangewezen. Voor zover zij tot de conclusie komen dat de VBL voor verzoeker geen geschikte vorm van opvang is, en voor zover plaatsing van verzoeker in Veldzicht niet mogelijk is, zal verweerder nader moeten onderzoeken welke adequate vorm van opvang voor verzoeker wel beschikbaar is, en moeten bewerkstelligen dat hij daar ook feitelijk wordt toegelaten. Het standpunt van verweerder dat het aan verzoeker is om het aangeboden onderdak in de VBL te aanvaarden indien plaatsing in Veldzicht niet tot de mogelijkheden behoort, kan daarom niet zonder meer worden gevolgd.

Uit deze uitspraak blijkt dus dat de staatssecretaris wel degelijk een verantwoordelijkheid heeft voor kwetsbare ongedocumenteerde vreemdelingen die nu nog vaak in de Bed-Bad-Brood – opvang verblijven omdat ze nergens anders terecht konden. Dit onderstreept nogmaals dat gemeenten in dit soort gevallen terecht aan Bed-Bad-Brood – opvang hebben gedaan en nog steeds doen. Dit terwijl de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep eerder op 26 november 2015 nog uitspraken dat er geen noodzaak was voor gemeenten om Bed-Bad-Brood – opvang te verstrekken omdat de VBL een afdoende voorliggende voorziening zou zijn. Nu erkent de Raad van State dus ook dat de VBL in sommige gevallen geen afdoende voorliggende voorziening is, en op 5 juli 2017 erkende de Raad van State al dat ongedocumenteerde vreemdelingen soms ten onrechte opvang wordt onthouden in de VBL, iets wat bij gemeenten al veel langer bekend was.

Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank Haarlem d.d. 23 november 2017 met zaaknummers AWB 17/ 13952 (vovo) en 14603 (beroep) (download pdf-bestand 7 pag's).
De in de uitspraak genoemde kliniek 'Veldzicht' in Balkbrug (zie foto) is een centrum voor transculturele psychiatrie, waar getraumatiseerde asielzoekers worden behandeld. Het is onderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie & Veiligheid.

Terug