Onttrekken aan Rijkstoezicht impliceert actief handelen
Uit deze uitspraak valt af te leiden dat een vreemdeling alleen dan niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking voor het kinderpardon te komen als hij “zich door eigen handelen actief heeft afgekeerd van het uitgeoefende toezicht van het rijksorgaan, en daarmee een bewuste keuze heeft gemaakt om niet uit Nederland te vertrekken maar hier illegaal te verblijven” (overweging 14). In deze zaak is echter geen sprake geweest van een actieve handeling of bewust nalaten van de vreemdeling, ook het enkele sluiten van het dossier door de Dienst Terugkeer en Vertrek (welke overigens niet aan de vreemdeling is medegedeeld) is onvoldoende om een onttrekken aan rijkstoezicht vast te stellen.
Enige interessante overwegingen uit de uitspraak van de rechtbank (overweging 15):
[De staatssecretaris heeft blijk gegeven van een] een onjuiste uitleg van de Regeling. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de enkele sluiting van een vertrekdossier door DT&V niet zonder meer kan worden afgeleid dat eisers zich hebben onttrokken aan het toezicht. Daaraan doet niet af dat de sluiting van een vertrekdossier met zich brengt dat een vreemdeling in de visie van DT&V niet meer in beeld is en dat deze dienst niet meer actief op zoek gaat naar de vreemdeling. De conclusie dat een vreemdeling zich heeft onttrokken aan het toezicht, dient naar het oordeel van de rechtbank gelet op het doel van de Regeling gegrond te zijn op een actieve handeling dan wel een bewust nalaten van die vreemdeling.
[…]
De stelling dat eiseres op het vertrekgesprek te kennen heeft gegeven geen gebruik te willen maken van een plaatsing in de VBL vindt onvoldoende steun in het verslag van dit gesprek. Daaruit blijkt immers dat de DT&V het verblijf in een VBL aan de orde heeft gesteld en eiseres heeft toegelicht waarom zij het nut niet inziet van een dergelijke plaatsing, in welk verband zij heeft gewezen op het feit dat zij samenwoont met haar echtgenoot en twee kinderen en deze plaatsing in haar ogen niets zou toevoegen aan haar kansen om terug te keren. Uit dit verslag noch anderszins uit het dossier blijkt van een concreet voornemen om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, waaraan opvang in een VBL is gekoppeld, noch dat eiseres bij voorbaat heeft aangegeven geen gehoor te willen geven aan deze toezichtsmaatregel. Ook de opmerking van eiseres tijdens het vertrekgesprek dat zij het voornemen had een aanvraag in te dienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning is onvoldoende voor de conclusie dat eiseres zich actief heeft onttrokken aan het toezicht. Daarbij is van belang dat eiseres tijdens het vertrekgesprek ook de wens heeft geuit om te vertrekken naar haar land van herkomst en blijkens het besluit van 29 januari 2014 eiseres door indiening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning tot 17 maart 2011 onder toezicht van de rijksoverheid is gebleven.
[…]
Met de stelling dat eiseres na sluiting van het dossier een eigen verantwoordelijkheid had om de DT&V te benaderen om weer in beeld te komen van de rijksoverheid heeft verweerder een onjuiste uitleg gegeven aan het in paragraaf B22/2.1 van de Vc 2000 neergelegde beleid. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat de DT&V eiseres niet in kennis heeft gesteld van de sluiting van haar vertrekdossier. Dat het gelet op de verklaringen van eiseres tijdens het laatste vertrekgesprek duidelijk had moeten zijn dat geen vertrekgesprekken meer zouden plaatsvinden en haar vertrekdossier mitsdien zou worden gesloten, kan gelet op hetgeen eerder over deze verklaringen is overwogen, niet worden gevolgd. Daarbij komt dat de DT&V eiseres op 26 januari 2010 heeft bericht dat zij op de hoogte gesteld zou worden bij nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de aanvraag tot verkrijging van een laissez-passer en het traject ter verkrijging daarvan nog is blijven doorlopen.
Klik hier voor de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 juli 2014
