Rechtbank Utrecht: staatssecretaris moet bed, bad & brood bieden - Nieuws

Rechtbank Utrecht: staatssecretaris moet bed, bad & brood bieden


29 december 2014
Op 23 december 2014 heeft de Rechtbank Utrecht een uitspraak gedaan waarin de staatssecretaris wordt opgedragen een bed-bad-brood voorziening te verstrekken aan een vreemdeling die hier bij de staatssecretaris zelf (dus niet bij een gemeente) om had verzocht.

In deze uitspraak wordt niet alleen het oordeel van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) meegenomen maar ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 december jl. waarin de centrumgemeenten worden verplicht een bed-bad-brood voorziening te verstrekken tot twee maanden nadat het Comité van Ministers van de Raad van Europa een resolutie heeft aangenomen.

De Rechtbank Utrecht gaat in haar uitspraak zelfs nog een stap verder dan de CRvB, door te stellen dat het afwachten van een standpunt van het Comité van Ministers juridisch geen verandering brengt in de uitspraak van de ECSR en dat het afwachten van dit standpunt dan ook onvoldoende gemotiveerd is. De staatssecretaris heeft tot op heden aangegeven het politieke oordeel van het Comité van Ministers af te willen wachten voordat hij eventueel invulling wil geven aan de inhoud van de gezaghebbende uitspraak van het ECSR. 

Ook wordt in de uitspraak van de Rechtbank Utrecht ingegaan op de vraag of opvang in een Vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in overeenstemming is met de ECSR-uitspraak. De staatssecretaris had de betreffende vreemdeling in deze zaak namelijk concreet een aanbod gedaan voor opvang in het VBL.  Volgens de rechtbank voldoet opvang in een VBL echter niet aan de uitspraak van het ECSR. Letterlijk stelt de rechtbank in overweging 16: “Gelet op het vrijheidsbeperkende karakter van de maatregel … en de daaraan verbonden voorwaarden (o.a.meewerken aan terugkeer), kon verweerder niet volstaan met zijn betoog dat opname in een VBL voldoende is om uitvoering te geven aan een (in zijn visie: eventueel) op hem rustende positieve verplichting op grond van artikel 8 van het EVRM”. De rechtbank is dus van oordeel dat een VBL-aanbod niet overeenkomt met de uitspraak van het ECSR omdat volgens het ECSR geen voorwaarden gesteld mogen worden aan een BBB-voorziening. Aan een opname in het VBL worden wel voorwaarden verbonden (de vreemdeling moet evt. zijn verblijfsrechtelijke procedure intrekken en/of meewerken aan terugkeer en de vrijheid van betrokkene wordt beperkt doordat hij zich dagelijks moet melden en de gemeentegrenzen niet mag verlaten).

Het is overigens te verwachten dat de staatssecretaris tegen deze uitspraak in hoger beroep zal gaan bij de Raad van State. Als het gaat om ontruimingen van asielzoekers ‘steunt’ de Raad van State de staatssecretaris tot nu toe meestal. 

De uitspraak van de Rechtbank Utrecht (zaaknummer AWB 14/18686) vindt u hier.

 

Terug