CRvB: Amsterdam dient Ghanese moeder en kind op te vangen - Nieuws

CRvB: Amsterdam dient Ghanese moeder en kind op te vangen


31 mei 2011
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 30 mei jl. in een voorlopige voorziening bepaald dat de Gemeente Amsterdam in de opvang dient te voorzien van een Ghanese moeder en haar kind. De vrouw en haar kind dreigden per 1 juni ontruimd te worden.


Hoewel hun procedure om in bezit te komen van een geldige verblijfsvergunning nog niet is afgelopen komen zij niet (meer) in aanmerking voor opvang van rijkswege. Op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is de Gemeente Amsterdam voorlopig verantwoordelijk voor opvang, aldus de voorzieningenrechter van de CRvB.

De Centrale Raad van Beroep (de hoogste administratieve rechter in ons land) geeft aan dat artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met zich mee brengt dat kwetsbare personen in het bijzonder recht hebben op bescherming. Bescherming betekent in dit concrete geval dat de overheid er voor dient te zorgen dat betrokkenen opgevangen dienen te worden.

De CRvB overweegt letterlijk: 
 
Het in artikel 8 van het EVRM besloten liggende recht op respect voor het privéleven van een persoon omvat mede de fysieke en psychische integriteit van die persoon en is er primair op gericht, zonder inmenging van buitenaf, de ontwikkeling van de persoonlijkheid van elke persoon in zijn betrekkingen tot anderen te waarborgen. Dit artikel beoogt niet alleen de staten tot onthouding van inmenging in het privéleven te dwingen, maar kan onder omstandigheden ook aan het recht op eerbiediging van het privéleven inherente positieve verplichtingen meebrengen die noodzakelijk zijn voor een effectieve waarborging ervan. Daarbij hebben kinderen en andere kwetsbare personen in het bijzonder recht op bescherming. Het EHRM heeft meerdere malen geoordeeld dat artikel 8 van het EVRM ook relevant is in zaken die betrekking hebben op de besteding van publieke middelen. Daarbij is wel van belang dat in een dergelijk geval aan de Staat een extra ruime “margin of appreciation” toekomt, terwijl het EHRM bij de bepaling van de bescherming die betrokkenen genieten onder het EVRM belang toekent aan de al dan niet legale status van het verblijf van betrokkenen.
 
De CRvB kent hierbij dus nog belang toe aan de al dan niet legale status van het verblijf van betrokkene. Het Gerechtshof in Den Haag ging in haar uitspraak van 11 januari 2011 nog verder, door te stellen dat het op straat zetten van kinderen tevens in strijd is met de Nederlandse rechtsorde, ongeacht de legale status van het verblijf van betrokkenen. Ook de Raad van Europa heeft op 7 juli 2010 een resolutie aangenomen dat kinderen ongeacht hun status recht hebben opvang.      


Klik op de link naar de volledige uitspraak van de CRvB.

Terug