RB Haarlem: COA dient opvang te geven tijdens procedure op medische gronden - Nieuws

RB Haarlem: COA dient opvang te geven tijdens procedure op medische gronden


17 augustus 2018
RB Haarlem: COA dient opvang te geven tijdens procedure op medische gronden De Rechtbank Haarlem heeft op 29 juni 2018 uitgesproken dat het COA tijdens een procedure voor een verblijfsvergunning op medische gronden opvang dient te verlenen, in ieder geval totdat er op het bezwaar en/of de voorlopige voorziening in die procedure is beslist. De rechtbank baseert zich hierbij op het Abdida-arrest van het EU-Hof van Justitie van 18 december 2014.


In deze zaak hebben de vreemdelingen al een aantal keer uitstel van vertrek op medische gronden gekregen (op grond van art. 64 Vw.)  De vreemdelingen, wier dochter lijdt aan een ernstige vorm van epilepsie, dienden vervolgens een aanvraag in voor een reguliere verblijfsvergunning op medische gronden. Na afloop van het laatst verleende uitstel van vertrek op medische gronden werd de opvang van betrokkenen echter door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers beëindigd.  Het COA is van mening dat, ondanks dat de feitelijke opvang is beëindigd, er nog steeds wordt voorzien in de meest elementaire levensbehoeften omdat de vreemdelingen aanspraak blijven maken op medische zorg.

De rechtbank constateert allereerst dat niet in geschil is dat de gezondheidstoestand onverminderd ernstig is, en ook dat het bezwaar in Nederland mag worden afgewacht. Vervolgens komt de rechtbank tot de conclusie dat er inderdaad sprake is van uitstel van verwijdering in de zin van de Terugkeerrichtlijn:

“Uit de uitleg die het Hof  [van Justitie van de Europese Unie] met het arrest Abdida aan de Terugkeerrichtlijn heeft gegeven, volgt dat indien sprake is van uitstel van verwijdering, terwijl medische zorg nodig is vanwege een ernstige ziekte, de lidstaat zich verplicht zoveel mogelijk te voorzien in de elementaire levensbehoeften van de ernstig zieke die niet zelf over de middelen beschikt om in zijn eigen onderhoud te voorzien. Nu de situatie waarin eisers verkeren feitelijk niet verschilt van die waarin uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 Vw, is de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de huidige situatie van eisers bij een interpretatie conform de Terugkeerrichtlijn onder de reikwijdte valt van artikel 3, derde lid, onder f, van de Rva. Het vangnet van artikel 10 Vw acht de rechtbank niet toereikend omdat dit enkel ziet op het verlenen van medische zorg en niet tevens op de elementaire levensbehoeften.”

De rechtbank oordeelt dus dat het enkele bieden van medische zorg niet gelijkstaat aan het voorzien in de elementaire levensbehoeften. Wanneer sprake is van een ernstige medische situatie moet er dus in ieder geval gedurende de bezwaarfase opvang worden geboden. 

Het lijkt er op dat deze uitspraak tevens van belang is voor de aanvraagfase van een reguliere medische vergunning, of een aanvraag op grond van artikel 64 Vw, voor zover geen sprake is van een kennelijk ongegronde aanvraag. De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 december 2014 (het zogenaamde Abdida-arrest)  ging daarbij over het onthouden van voorzieningen tijdens de beroepsfase van een procedure voor uitstel van vertrek op medische gronden in België. Het Europese Hof sprak daarin uit dat een vreemdeling ook recht heeft op opvang gedurende de beroepsfase van zo’n medische procedure. Ook in Nederland zou het COA daarom in principe opvang dienen te verlenen tijdens de beroepsfase.

Het is nog onbekend of het COA tegen deze uitspraak in hoger beroep is gegaan.

Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank Haarlem d.d. 29 juni 2018 met zaaknummer AWB 18/1398 (beroep) (download PDF-bestand, 5 pag's)
Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Abdida vs België d.d. 18 december 2014 met zaaknr C-562/13 (link naar de website van het EU-Hof)

Terug