EHRM: nationale rechters moeten belang van kind volledig toetsen - Nieuws

EHRM: nationale rechters moeten belang van kind volledig toetsen


01 februari 2017
Opnieuw doet het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een belangwekkende uitspraak met gevolgen voor de Nederlandse asielpraktijk: nationale rechters moeten de belangenafweging en besluitvorming van de overheid niet slechts marginaal maar volledig toetsen aan het belang van het kind.


In het vreemdelingenrecht mocht de Nederlandse rechter beslissingen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) lange tijd slechts marginaal toetsen; daardoor kreeg de IND erg veel ruimte om te beslissen en werd de rol van de rechter nogal aan banden gelegd. Dit heeft de Raad van State kort na de inwerkingtreding van de huidige vreemdelingenwet in 2001 zo bepaald. Op grond van de Europese procedurerichtlijn moesten lidstaten (waaronder Nederland) er medio 2015 echter voor zorgen dat rechters het vluchtverhaal ruimer mochten toetsen. Voor het overige bleef de marginale (beperkte) toets van de rechter gehandhaafd in het Nederlandse vreemdelingenrecht.  

In een zaak tegen Zwitserland heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 8 november 2016 nu echter bepaald dat, waar de belangen van het kind in het geding zijn, de rechter besluiten van de overheid ook vol aan de belangen van het kind dient te toetsen. 

Deze zaak draait om de gezinshereniging van een Egyptenaar met de Zwitserse nationaliteit en zijn, meerderjarige, zoon die nog in Egypte verbleef. De Zwitserse autoriteiten hebben de aanvraag voor gezinshereniging afgewezen, omdat de zoon inmiddels meerderjarig was geworden en hij geacht werd hechtere banden met Egypte te hebben dan met Zwitserland. Het EHRM oordeelt echter dat de Zwitserse autoriteiten hiermee onvoldoende aandacht hebben besteed aan de belangen van het kind, als gevolg waarvan het recht op gezinsleven (artikel 8 EVRM) is geschonden:

“The Court has further held that there is a broad consensus, including in international law, in support of the idea that in all decisions concerning children, their best interests must be paramount. […] While the best interests of the child cannot be a “trump card” which requires the admission of all children who would be better off living in a Contracting State, the domestic courts must place the best interests of the child at the heart of their considerations and attach crucial weight to it.”

“Domestic courts must put forward specific reasons in light of the circumstances of the case, not least to enable the Court to carry out the European supervision entrusted to it. Where the reasoning of domestic decisions is insufficient, with any real balancing of the interests in issue being absent, this would be contrary to the requirements of Article 8 of the Convention.”

(Citaten uit overwegingen 46 en 47).

Deze uitspraak betekent dat ook Nederlandse rechtbanken in belangenafwegingen waarin belangen van kinderen (kennelijk ook meerderjarige kinderen) een rol spelen, de rechters deze belangen ‘in de kern van hun overwegingen moeten plaatsen en er doorslaggevend gewicht aan dienen te geven’. Het Europese Hof richt zich weliswaar specifiek tot de rechters in de lidstaten (de 'Contracting States'), maar dit betekent ook dat immigratiediensten zoals de IND in hun beslissingen de belangen van het kind voorop zullen moeten stellen, want anders dient de rechter een dergelijk besluit te vernietigen. 

Met deze uitspraak van het EHRM brokkelt het beginsel van de marginale toetsing van beslissingen van de IND door de rechter, oftewel het aan banden leggen van de rol van de rechter, steeds verder af.   

Meer informatie:

De uitspraak van het EHRM van 8 november 2016 in de zaak El Ghatet tegen Zwitserland, zaaknr 56971/10 (download Engelstalig pdf-bestand van 19 pag’s)

Terug